Dichter(s)bij - Hugo Claus
XIV
Als dan het koperen keteltje vol as
Van wat ik was wordt leeggeschud
Over het geduldig gras,
Mijn lief, sta daar niet voor schut
En veeg de rimmel van je wangen.
Denk aan de vingers die deze regels schreven
In onze tijd van verlangen
En die je streelden tijdens hun leven.
En lach om wat ik was, onder meer
Het gesnurk in de bioscoop,
De onderbroek die steeds afzakte,
De debiele grap en de logge loop
Naar jou keer op keer
Toen ik je nu warme weelde pakte.
Dit gedicht van Hugo Claus verscheen in 1986 in de dichtbundel ‘Sonetten’. Claus liet zich voor deze sonetten inspireren door de sonetten van Shakespeare.
As Hugo Claus werd geboren op 5 april 1929 in Brugge en overleed op 19 maart 2008. Hij leed toen al enkele jaren aan Alzheimer en had om euthanasie gevraagd. Zijn as werd uiteindelijk, op zijn uitdrukkelijke vraag, uitgestrooid voor de kust van Oostende, op zee dus en niet op gras.
Mijn lief Claus hield van vrouwen; van moeders en van minnaressen. Hij trouwde drie maal, een eerste maal met Elly Overzier, een tweede maal met Sylvia Kristel en een derde maal met Veerle De Wit waarmee hij samenbleef tot aan zijn dood. Uit zijn eerste twee huwelijken kreeg hij telkens een zoon, Thomas Claus en Arthur Kristel. Maar ook met Kitty Courbois, die de hoofdrol speelde in Vrijdag, had hij een relatie. Claus slaagt er steeds in de zinnelijke liefde op een speelse, sensuele, expliciete manier te beschrijven zonder ooit vulgair te worden.
Wie ik was Claus was niet alleen dichter, maar ook auteur van toneel en romans, schilder en filmmaker. Zijn bekendste werken zijn Oostakkerse gedichten, Suiker (toneelstuk) en Het verdriet van België (roman). Terugkerende thema’s in zijn werk zijn: de liefde voor de moeder, de haat tegen de (afwezige) vader, seksualiteit, het schuldgevoel door het katholieke geloof en Vlaanderen in en na de oorlog, opstandigheid tegen de burgerij, de noodzaak van het maken van de eigen keuzen, bevrijdende actie en het zoeken naar de uitbouw van een authentiek bestaan zonder compromissen. Hugo Claus ontving de prijs der Nederlandse letteren (1986) en zeven staatsprijzen: vier voor toneelletterkunde, een voor poëzie, een voor verhalend proza en een voor zijn gehele oeuvre. Daarnaast kreeg Claus nog vele andere binnenlandse en buitenlandse prijzen zowel voor poëzie, proza als toneel. In een halve eeuw verschenen meer dan 150 publicaties van zijn hand.